Vanaf 1942 dook het hele gezin met achterlating van alles onder. Zij het ieder op een verschillende plek, voor de veiligheid. Sonja verhuisde zo – geholpen door ‘het Verzet’ – diverse keren in Drenthe en Friesland naar wisselende onderduikadressen. Pas na de oorlog werd ze opgehaald door haar vader.
Aangezien haar vader een succesvolle handel had in stoffen naar de laatste mode, lag na de oorlog – gezien Sonja haar duidelijk aanwezige talent – een éénjarige Opleiding Modetekenen voor de hand. Sonja was daardoor als stagiair enkele maanden in dienst op de redactie van een modeblad, maar dat vond ze maar niks.
In 1946 kwam ze Alexander Marcus Dwinger tegen. In 1947 trouwden zij en in 1949 volgde de eerstgeborene: Ronald Heijman Dwinger. Uit angst voor een nieuwe oorlog vluchtte de hele familie in 1951 een tijd naar Chili, tijdens de Korea oorlog. Hierna namen zij hun intrek in een huis aan het Olympiaplein waar ze haar hele verdere leven heeft gewoond. In 1956 volgde nog een kind: Dennis Vincent Dwinger. In 1994 overleed haar man Lex.
Sonja is tot op late leeftijd tekenlessen blijven volgen. Bij onder meer Jan van Tongeren en Jos Rovers. Ook nam ze jaren achtereen deel aan de cursussen van de Kokoschka Sommerakademie in Salzburg, waar ze les kreeg van Kurt Löb en de Sloveense schilder Joze Ciuha, die haar leven lang haar vriend zou blijven.
Sonja kon van kinds af aan al zeer goed tekenen in potlood en houtskool, maar haar werkelijke kracht lag in de aquarel. Die techniek beheerste ze volkomen. ‘De aquarel is de voortzetting van mijn bloedsomloop’, zei ze graag.